23 juli 2025

Blog: Wie de schoen past

Irma Visser
Irma Visser 765x300px

De cao-dekkingsgraad moet omhoog.

Begin juli bracht de Stichting van de Arbeid haar advies uit over maatregelen voor collectieve onderhandelingen aan demissionair minister Van Hijum. De regering kijkt naar mogelijk onderhoud van het cao- en avv-stelsel waarbij gekeken wordt naar mogelijke maatregelen om collectieve onderhandelingen te bevorderen. Reden hiervoor is de EU Richtlijn minimumloon waarin is afgesproken dat lidstaten met een lage cao-dekking een actieplan moeten opstellen om meer werknemers onder de cao te laten vallen. De EU-richtlijn noemt een streefcijfer van 80%.

In Nederland is een dalende trend te zien van de dekkingsgraad, het percentage werknemers dat onder een cao valt, op basis van CBS gegevens in 2022 71,8%.

Draagvlak is er wel
Het draagvlak voor de cao blijft over het algemeen groot blijkt uit cijfers van TNO en CBS. We vinden het fijn dat (bijna) alles voor ons geregeld is in de cao. We hoeven geen onderhandelingen meer te voeren over arbeidsvoorwaarden, het pensioen is geregeld net als opleidingen en veiligheid via het O&O fonds en de Arbocatalogus. De kracht van het collectief.

Toch neemt de organisatiegraad (ledenaantal), zowel aan werkgevers- als werknemerskant af. Je hoeft als werknemer geen lid te zijn van een vakbond om onder een cao te vallen. Het is voldoende als je werkgever is aangesloten bij een cao, of vanuit de algemeenverbindendverklaring verplicht is om de cao toe te passen. Het wordt dus voor je geregeld. Daar tegenover staat dat je er ook geen zeggenschap over hebt. Maar wat als het collectief niet bij je past? Denk aan de recente uitspraak van het Hof over Picnic, de reactie daarop van de ACM of de uitspraak dat de LBV wel een onafhankelijke vakbond is. Nieuwe partijen in een bestaand systeem.

Advies bevorderen collectieve onderhandelingen
Conclusie van de Stichting van de Arbeid is dat we nog geen diepgravende analyse hebben waarom de dekkingsgraad afneemt. Mogelijk redenen kunnen zijn de toename van flexibele arbeid, nieuwe activiteiten, beroepen en sectoren waar nog geen cao-partijen actief zijn. Maar daarvoor is eerst onderzoek nodig, waar zit de ‘witte cao-vlek’.

Samengevat houden de 16 adviezen maatregelen in om het draagvlak verder te vergroten. Enerzijds alle werkenden in het cao-proces meenemen, vakbonden toegang te verlenen tot de werkvloer en de cao in meer begrijpelijker taal te schrijven. Met meer voorlichting en campagnes wordt het belang van de cao voor iedereen duidelijk zijn, wat kan bijdragen aan bewustwording en meer deelname aan de cao. Anderzijds krijgt het instrument van Algemeen Verbindend Verklaren van een cao ook de nodige adviezen ter verbetering. Aan cao-partijen wordt gevraagd de werkingssfeer duidelijk te beschrijven en regelmatig te actualiseren. Of en hoe dit ruimte biedt aan nieuwe sectoren of collectieven is de vraag.

De mogelijkheid tot maatwerk in de cao komt vaak terug. Dat kan door het hanteren van een minimum-cao of het verder delegeren naar bedrijfsniveau of specifieke doelgroepen. Het opnemen van minimaal één dispensatiemogelijkheid in de cao met duidelijke voorwaarden en procedure moet het mogelijk maken om ruimte te geven voor maatwerk in de AVV-cao. De ‘escape’ als het collectief niet past. Allemaal om het systeem passend te houden.  

Het laatste advies vraagt wel om een aanpassing van het systeem. In de laatste paragraaf ‘onafhankelijkheid van vakbonden’ pleit de StvdA om ILO-verdrag nr. 98 artikel 2 op te nemen in het Wet op de cao. De voorgestelde tekst; “verenigingen van werkgevers of van werknemers zijn slechts bevoegd tot het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst indien hun statuten deze bevoegdheid met name noemen, zij één of meer leden hebben in de werkingssfeer van de overeenkomst en zij onafhankelijk van elkaar zijn, dat wil zeggen vrij van inmenging van de één in de zaken van de ander bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden en het beheer van hun organisaties.” Daarbij wordt vermeld dat er nog gesprekken tussen werkgevers- en werknemersorganisaties gaande zijn om nog nadere criteria op te stellen voor de onafhankelijkheid van vakbonden.

Ruimte voor nieuwe spelers of niet?
Maatwerk lijkt de oplossing voor het passend maken binnen de huidige structuur. Maar er zijn meer opties, namelijk ruimte bieden voor nieuwe spelers, zowel bij werkgevers als werknemers.

Het advies voor de ‘onafhankelijke vakbond’ lijkt puur en alleen gericht op het behoud van de traditionele partijen en tot een wettelijke uitsluiting van de zogenaamde ‘gele’ vakbonden. Dit zijn vakbonden die door de organisatie zelf zijn opgericht, of met een ander businessmodel dan de traditionele vakbonden. De aanname is dat de stem van deze gele vakbonden door de werkgever wordt gekocht en zij niet onafhankelijk zijn. Gele vakbonden kunnen juist de mogelijkheid tot meer maatwerk en een groter draagvlak creëren onder medewerkers, omdat juist gekeken wordt binnen de context van de organisatie of sector en wat daar nodig is, ofwel maatwerk. Dit in tegenstelling tot de cao-tafel waar het gesprek vooral gaat over de landelijke cao-agenda van de vakbonden. Countervailing power is nodig, onafhankelijke countervailing power ook, maar deze passage sluit de nieuwe werkelijkheid uit.

Ook aan werkgeverskant komen er nieuwe spelers op de markt die verplicht onder een AVV-cao kunnen vallen omdat ze onder de werkingssfeer vallen. Als bestaande cao-partijen de werkingssfeer bepalen en actualiseren zijn de piketpalen in het speelveld al bepaald. Waar zit dan de ruimte om een nieuw collectief te beginnen?

Wil je alle adviezen lezen? Dat kan op de site van de Stichting van de Arbeid.