Koolmees vraagt om spoedige hervatting behandeling wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding

Demissionair minister Koolmees van SZW heeft begin juli de Tweede Kamer verzocht om de behandeling van het wetsvoorstel te hervatten. Oorspronkelijk ging het wetsvoorstel nog uit van een inwerkingtreding op 1 januari 2022. In zijn brief geeft Koolmees aan dat hij de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel wil verschuiven naar 1 juli 2022.

WENB_9-pensioen

Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding
Het wetsvoorstel is in september 2019 al ingediend maar ligt na een eerste bespreking en wat aanpassingen inmiddels alweer een tijd onaangeroerd in de Tweede Kamer. De coronacrisis en de val van het kabinet zijn redenen dat het wetvoorstel al geruime tijd op behandeling en afronding ligt te wachten. Koolmees wil haast maken met de behandeling omdat volgens hem er op tijd duidelijkheid moet worden geboden aan scheidende partijen en overige belanghebbenden. Het weer oppakken van dit wetsvoorstel is ook voor een demissionair kabinet mogelijk omdat het wetsvoorstel niet controversieel is verklaard. Koolmees stelt dan ook een hervatting van de behandeling direct na het zomerreces voor.

Aanleiding herziening wetgeving
Op dit moment is er al de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps) van kracht die regels voor de behandeling van het pensioen bij een scheiding geeft. Deze wet is in 1995 in werking getreden. Uit de evaluatie van deze wet die in 2018 werd uitgevoerd bleek echter dat de wettelijke regels in de praktijk maar beperkt gebruikt wordt. Dit heeft onder meer te maken met de onbekendheid van de wettelijke regels bij burgers en scheidingsprofessionals. Pensioen blijft verder altijd een ingewikkeld onderwerp waarbij de effecten van keuzes pas in veel gevallen na lange tijd op de pensioendatum duidelijk worden. Andere onderwerpen bij het regelen van een scheiding zoals de omgang met kinderen, het eigen huis of de verdeling van het servies krijgen daarom vaak voorrang. Daarnaast bleek uit de uitgevoerde evaluatie dat de uitvoering van de Wet Vps ook voor verbetering vatbaar is zoals de regels met betrekking tot de uitbetaling van het pensioen aan de ex-partner. Uit de evaluatie bleek wel dat de Wvps nog altijd een meerwaarde heeft omdat de wet regels geeft voor het ingewikkeld probleem van het verdelen van pensioenrechten. De conclusie was dus dat wettelijke regels voor de verdeling van pensioen bij scheiding dus nodig blijven, maar aanpassing van de wet Vps wel wenselijk is.

Nieuwe wet
De nieuwe regels worden van toepassing op scheidingen die vanaf de inwerkingtreding van de wet plaats vinden. Voor de duidelijkheid is er voor gekozen om een helemaal nieuwe wet op te stellen zodat daardoor helder is welke wet op een scheiding van toepassing is. De nieuwe wet geldt dus niet voor scheidingen die voor de invoering van de wet hebben plaatsgevonden.

Pensioen bij scheiding
Scheiden betekent vaak lijden en dat gold in het verleden extra voor de ex-partner die niet zelf binnen een betaald dienstverband pensioenrechten opbouwde. Voor de inwerkingtreding van de Wet Vps bleven de opgebouwde pensioenrechten bij een scheiding namelijk buiten de verdeling van de boedel. Dit was opmerkelijk omdat pensioenrechten toch vaak een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen en de betaalde pensioenpremie tijdens de opbouwperiode van het pensioen ook ten laste van het inkomen van de beide partners gaat. De Wet Vps maakte een einde aan deze ongelijkheid. De wet gaat uit van de standaard dat de tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap opgebouwde pensioenrechten worden verdeeld tussen beide partners ongeacht het huwelijksvermogensregime. In de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant kan echter worden afgesproken om van deze pensioenverdeling af te zien. Ook kunnen de ex-partners ervoor kiezen om af te wijken van deze standaard-verdeling door een andere periode van pensioenopbouw te nemen (korter of langer dan de huwelijkse periode) of een andere verdeling dan 50–50 af te spreken.

Conversie wordt de standaard
Op dit moment is de standaardverdeelmethode van de pensioenrechten bij scheiding de verevening. Bij verevening krijgt de ex-partner van de deelnemer een voorwaardelijk recht op het ouderdomspensioen van de deelnemer. Dit betekent dat de ex-partner pas een ouderdomspensioenuitkering krijgt op het moment dat de deelnemer ook een uitkering krijgt of dat de ex-partner een nabestaandenuitkering krijgt als de deelnemer overlijdt. De ex-partner blijft dus na de scheiding nog steeds afhankelijk van de beslissingen of de situatie van de deelnemer. Mocht de ex-partner voor de pensioendatum van de deelnemer overlijden, dan vervielen de verevende pensioenrechten van de ex-partner weer aan de oorspronkelijke deelnemer.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt conversie in plaats van verevening van pensioenrechten de standaard. Bij conversie krijgen de ex-partners ieder een zelfstandig recht op pensioen. De ex-partner krijgt daarmee eenzelfde status van deelnemer als de oorspronkelijke deelnemer bij het pensioenfonds. Op deze manier is de ex-partner dus niet meer afhankelijk van de keuzes van de deelnemer aan de pensioenregeling. De ex-partner kan dus bijvoorbeeld zelf besluiten wanneer of op welke wijze het pensioen moet ingaan. De ex-partner kan bijvoorbeeld kiezen voor een hoog-laagpensioen of kan besluiten om op de pensioendatum maximaal 10 procent van het pensioenvermogen contant te laten uitbetalen.

De nieuwe wetgeving gaat uit van een standaardverevening, maar de ex-partners kunnen ook samen besluiten dat zij de pensioenrechten niet willen verdelen (opt out) of dat zij andere afspraken over de verdeling maken.

Uitbetaling pensioen
Uit de in 2018 uitgevoerde evaluatie bleek dat de uitbetaling van een pensioenuitkering aan de ex-partner in de praktijk niet altijd soepel verliep en dat de wet op dit uitvoeringsaspect daarom verbeterd kan worden. Volgens de huidige wetgeving moeten namelijk de ex-partners binnen twee jaar na scheiding zelf bij de pensioenuitvoerder aangeven welke afspraken zij hebben gemaakt over de uitbetaling van de ouderdomspensioenuitkering. Als zij daar geen afspraken over hebben gemaakt, betaalt de pensioenuitvoerder het pensioen volledig uit aan de oorspronkelijke deelnemer aan de pensioenregeling. In dat geval moeten die verdelingsplichtige deelnemer en de ex-partner de periodieke betaling van het pensioen onderling regelen. De ex-partner blijft daarmee rechtstreeks afhankelijk van de deelnemer voor de uitbetaling van de pensioenuitkering. Dit bleek in de praktijk vaak niet zo soepel te verlopen.

Conclusie
De nieuwe wet pensioenverdeling bij scheiding is een goede stap in de verbetering en verduidelijking van de positie van ex-partners over het pensioen na een scheiding. De nieuwe wet geeft standaard de ex-partner een zelfstandig pensioenrecht waarmee meteen de afhankelijkheid van de deelnemer wordt doorgeknipt. Voor pensioenuitvoerders heeft de wet als voordeel dat zij bij een scheiding weten waar zij aan en toe zijn en wat van hen verwacht wordt. Zij kunnen de standaardoptie van conversie uitvoeren en hoeven niet te wachten op beslissingen van de ex-partners. Mochten die ex-partners zaken anders willen dan blijft dit altijd mogelijk. Het initiatief ligt dan helemaal bij die ex-partners en de pensioenuitvoerder hoeft hier niet op te wachten.

Bronnen:

Memorie van Toelichting Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding

Tweede evaluatie van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wvps)